Zijn Six Stars had hij al kunnen hebben: die ene medaille als je De Grote Zes marathons uitloopt. Maar voor Sam Blom, eigenaar van Run2Day Haarlem, was de uitdaging groter dan dat: hij wilde de medaille pas ontvangen als hij ze in hetzelfde jaar had gelopen. In gemiddeld 3 uur 20. “Als je denkt dat je écht niet meer kunt, dan kan je lichaam nog eens zoveel.” Zeggen ze. Soms lees je van die verhalen, die deze uitspraak volledig bevestigen. Dit is zo’n verhaal.

De zes grote Abbott World Marathons lopen in één jaar. Voor veel is dat een onhaalbaar of minstens ondenkbaar plan. Voor Sam Blom niet. Sterker nog, halverwege dat bewuste jaar (2017) legde hij de lat nog wat hoger voor zichzelf: hij stelde zijn gemiddelde tijd van 3.30 bij naar 3.20. ‘Het ging zo ongelofelijk lekker en goed.’ Tot dat een uitzonderlijk pijnlijke blessure roet in zijn eten gooide, ook stoere Sam zou moeten opgeven. Niet dus. Hij liep ook de laatste twee marathons “gewoon” uit. Een heroïsch verhaal over doorgaan, verstand op nul en datzelfde verstand soms juist wél gebruiken. Een verhaal over lekker en pijnlijk kapot gaan en natuurlijk over marathonliefde.

Reizen van marathon naar marathon is voor Sam niet zo vreemd; samen met partner Kazia runt hij een bedrijf dat marathonreizen organiseert. Halverwege 2016 beseft hij echter dat ze voor 2017 voor het eerst startbewijzen hebben kunnen regelen voor álle Abbott World Marathon Majors. “Dan ga ik ze alle zes lopen!” roept hij.

Samen met Sam blikken we terug op dit heroïsche jaar. Een thrillerwaardig verhaal over marathonliefde- en pijn.

Extra uitdaging

De eerste drie marathons liep Sam begin 2017 — Tokyo (23 februari), Boston (17 april) en Londen (23 april). “Ik zag best op tegen die laatste twee. Boston is denk ik de zwaarste van de Majors, en dan Londen zes dagen later… Toch keek ik ook ernaar uit. Hoe reageert mijn lichaam, kan ik het tempo vasthouden?” Dat lukt: Tokyo loopt hij ‘rustig’ in 3:13:55, Boston ondanks een temperatuur van 24°C in 3:24:53, en Londen in 3:19:05. ‘Eigenlijk wil ik ze het liefst binnen de 20 uur doen,’ bekent Sam, ‘dus in gemiddeld 3:20. Dat is een uitdaging voor mij.’
Van de dubbel in april heeft hij fysiek en mentaal wel ‘een tikkie gehad’: ‘Ik leg mezelf wel druk op. Ik doe het niet in stilte; ik hou een Facebookpagina bij, en met die apps tegenwoordig kan iedereen je race volgen. Maar ik moet óók de reizen organiseren. We gingen met zo’n 45 hardlopers naar Boston, en de dag na terugkomst vlogen we alweer naar Londen.’ De periode daarna is Sam moe, heel moe. Pas eind juni voelen zijn benen weer lekker.

6 majors van Sam Blom


Tokyo (23/2): niets dan lof

Over de marathon in Tokyo heeft Sam niets dan lof. ‘Het is de allerbest georganiseerde marathon die ik ken. Ik had wel enorm last van het tijdsverschil, had moeite in het ritme te komen.’ Toch loopt hij uiteindelijk lekker, en herstelt hij ook snel. ‘Ik had zelfs harder gekund, maar wist: over 7 weken moet ik weer.’

6 majors van Sam Blom


Boston (17/4): moet je een keer meemaken

Boston is wat Sam betreft de Olympische Spelen voor de marathonloper. ‘De sfeer, de trots… Dat moet je een keer meemaken. Het is een relatief kleine stad, hélemaal vol met hardlopers, allemaal met datzelfde blauwe jasje aan. Ik denk dat van de 36.000 lopers minimaal 30.000 dat jasje kopen: dat extreme eergevoel dat ze mogen starten.’

6 majors van Sam Blom


Londen (23/4): heel intens

In Londen had Sam sinds eind jaren ‘90 niet meer gelopen. ‘Ik was verrast door de enorme hoeveelheid publiek. Het parcours is smal, dat maakt het heel intens. Als je dan de Tower Bridge op rent… Alsof je de Alpe d’Huez opgaat! De finish is echt royal; eerst langs Buckingham Palace, daarna die enorme Engelse vlaggen. Eén van de mooiste finishes die ik heb meegemaakt.’


″Ik moet naar die streep. Maar hoe?″

De resterende drie marathons startten vanaf het najaar met Berlijn als eerste op 23 september, gevolgd door Chicago (8 oktober) en New York (5 november). ‘Met Berlijn heb ik een speciale band,’ mijmert Sam. ‘Daar liep ik in 1989 mijn eerste marathon. Zes weken later ging de muur plat.’ Met Berlijn niet langer opgesplitst tussen de BRD en DDR, wordt het parcours ook door Oost-Berlijn getrokken. ‘In 1996 liep ik in Berlijn mijn allersnelste tijd ooit: 2:35:22. De jaren daarna was het trainingstechnisch slimmer halverwege uit te stappen, omdat ik Chicago of New York wilde lopen. Voor het eerst in 14 jaar ga ik Berlijn weer uitlopen. Daar kijk ik enorm naar uit.’ Zijn streeftijd? ‘3:25.’


Berlijn (23/9): de dolk

‘In Londen heb ik uitzonderlijk gelopen. Ik liep ‘m in 3.19. En dat zes dagen na Boston, een zware marathon. Weer net zo hard gas geven in New York, de laatste in de serie, was m’n plan. Dat was ook het moment dat ik m’n gemiddelde finishtijd van 3.30 bijstelde naar 3.20. Berlijn begon heel goed, ik had die zomer ervoor doorgetraind en voelde me fit. Het zeurderige gevoel onder m’n linkervoetboog dat ik al een tijd voelde, had me niet belemmerd te trainen. Ik was in vorm, het ging zo lekker. Bij het 25-kilometerpunt dacht ik: “ik ga hier gewoon 3.20 lopen!” En nog eens tien kilometer verder dacht ik: “ik ga zelfs onder de 3.20 lopen” en dat zonder in het rood te gaan. Ik had het nog niet gedacht of de gedachte volgde: er is een dolk in m’n voet gestoken! Zo voelde het. Ik moest de hekken in. M’n schoenen uit. Ik kon helemaal niks meer. Maar tegelijk zei mijn hoofd: ik moet naar die streep, alleen hoe ga ik dat doen? Ik trok m’n schoenen toch weer aan en ik liep verder, nou ja ik strompelde verder. Ik weet niet hoe ik die laatste 5 kilometer heb afgelegd – ik kwam wonderlijk alsnog in 3.20 over de finish – maar voelde direct daarna: dit zit echt fout. Mijn zorgen gingen ook direct uit naar Chicago, ik moet daar over twee weken al weer aan de start staan.’


″Ik brak een tweede keer″

In Chicago startte Sam voor de vijfde keer. ‘Een ongelofelijk fijne marathon, en de reis is perfect qua planning en hotel: we lopen uit het hotel zo het startvak in. Daarom wil ik daar een beetje gas geven.’ Sam ging voor een tijd onder de 3:10, maar het hing ook van de temperatuur af: ‘Een marathon boven de 20°C is voor mij lastig.’


Chicago (8/10): iedereen walste erover heen

‘De dag na Berlijn, de dag nadat de blessure voor mij – ik heb een hoge pijngrens weet ik – uit het niets bijna ondraaglijk werd, kon ik niet eens wandelen. Het was heel pijnlijk. Thuis ben ik meteen aan de slag gegaan: fysiotherapeuten, specialisten en andere experts. Ik deed werkelijk alles om mijn voet zoveel mogelijk te helpen herstellen. Trainen voor die tijd lukte niet, de pijn nam wel af en het werd draaglijker. Ook liet ik uitsluiten door een specialist dat ik door toch Chicago te gaan lopen, niet echt iets kapot zou maken. Na die garantie reisde ik af naar Amerika. Hier heb ik nog van alles gedaan om mijn voet te ontzien, ik kocht onder andere speciale zooltjes die ik de dagen voorafgaand aan de race in mijn schoenen droeg. Ook nam ik pijnstillers mee voor onderweg. Het begin van de race ging wel redelijk okay, ik weet nog dat ik dacht: als het zo blijft, dan kan ik het wel handelen. Maar al bij 14 kilometer: pats! Precies hetzelfde verschrikkelijk stekende gevoel als in Berlijn, maar toen was ik op 37 kilometer, nu moest ik nog zo ver. Ik had heel sterke Amerikaanse pijnstillers mee, ik pakte deze uit m’n zak. ‘Maar dan, ongelofelijk ze vielen uit m’n hand en iedereen walste erover heen,’ vertelt Sam helemaal terug bij het gevoel van toen. Ik heb toen echt gejankt. Ik dacht: nu is het echt klaar, mijn droom waar ik al meer dan een jaar aan werk eindigt hier. Maar ik liep door, natuurlijk liep ik door. Bij 20 km staat een supportgroepje: daar moet ik heen dacht ik. Maar niemand had iets van pijnstillers bij zich. Ik riep: “bel Kazia, m’n vrouw, zij staat bij 26, ik moet daar een pijnstiller hebben.” Halverwege heb ik bij een EHBO-post nog wat gekregen, maar dat hielp niet.’ Sam gaat verder en het verhaal ook: ‘Eindelijk: kilometer 26, daar waren Kazia en de pillen. En bij 27 km zag ik haar weer, ik brak mentaal een tweede keer die race, het was echt een hel. Maar zij zal nooit tegen mij zeggen: “stop er maar mee, nee zij zei: jij gaat naar die streep.” Want ze wist dat, dat is wat ik wilde. Vijf kilometer verder kreeg ik weer een pijnstiller, maar deze hielp niet meer. Ik ben bij de finish gekomen, in 3.46, daarna voelde die voet echt heel fout. Maar mijn blik was gericht op de toekomst: drie weken later moest ik starten in New York.’

Over zijn elfde New York-marathon had Sam slechts 1 gedachte. ‘Daar loop ik altijd goed, dat bekijk ik dan wel. Ik weet precies waar de valkuilen zijn, waar de zwaartepunten zitten en waar je tóch met de rem erop moet, om niet na 35 kilometer nat te gaan.’


New York (5/11): ellende en euforie

‘Over die race kan en zal ik kort zijn. Het was 42 kilometer ellende. Voor mijn vertrek heeft in Nederland een tweede specialist uitgesloten en 100% bevestigd dat ik er niets blijvends mee kapot zou maken. Wel garandeerde hij me dat het een zware exercitie zou worden. Daar kreeg hij gelijk in. Maar 3 maanden na de finish in New York, rust, herstellen en opbouwen liep ik dit jaar al weer pijnvrij de marathon in Boston. Je weet wel die ene heroïsche in de storm, ik was daar bij,’ lacht de man met een groot marathonhart.

Bang dat hij moest uitstappen en zijn doel zou missen, is Sam niet geweest. ‘Het is een kwestie van goede trainingsopbouw, rusten, naar je lichaam luisteren. Ik kan ook heel goed níet trainen. Na New York kan ik zó de rest van het jaar mijn loopschoenen niet aanraken. Zes Majors in een jaar. Als Sam Blom iets in zijn hoofd heeft, doet hij het gewoon. Hoewel, ‘gewoon’, voor London geldt een loting, voor Boston moet je je kwalificeren en wereldwijd heeft nog geen handvol mensen dit gepresteerd–best bijzonder dus. Heroïsch mag je het ook wel noemen.