De helling ligt vol roodbruine, kniehoge keien. Spekglad want zoals wel vaker, hoost het in het Lake District. Ik ben moederziel alleen. Van een pad is geen sprake. Het is steil en boven me ligt de top in dikke wolken gehuld. Maar er is één troost: verkeerd lopen kan niet. Er is namelijk maar één goede richting. Recht omhoog.

Terwijl ik voorzichtig over de stenen manouvreer, check ik mijn horloge. Al drie uur onderweg. Zes van de 42 toppen van het Lake District liggen achter me, recht boven me ligt Great Gable, nummer zeven. En de rest hoop ik het komende etmaal ook nog een bezoekje te brengen. Ik heb namelijk het bizarre plan opgevat om de Bob Graham Round te rennen. Deze klassieker van het Britse fellrunning betreft een afstand van circa 105 kilometer met 9000 hoogtemeters.

‘Traversed within 24 hours it is probably the most demanding test of physical fitness available to British athletes or mountaineers’ las ik in het voorwoord van ‘42 peaks – The story of the Bob Graham Round’. In dit boekje staat het verhaal van een enthousiaste kerel uit Keswick, Bob Graham, die zichzelf voor zijn 42ste verjaardag een opmerkelijk kadootje schenkt. Namelijk het afleggen van een ronde door het Lake District over net zoveel toppen als zijn leeftijd van dat moment. Bob wist 'zijn' ronde binnen één etmaal af te leggen - een prestatie die meer dan twintig jaar lang niemand anders lukte.

9000 hoogtemeters betekent meer stijgen en dalen dan wanneer ik Everest zou beklimmen. Bovendien staat het qua inspanning en tijd gelijk aan 90 vlakke kilometers. Tel daarbij de 105 kilometer op die zich over die toppen uitstrekken. Of je klaar bent voor een inspanning van bijna 200 ‘Leistungskilometer’, dat weet je nooit zeker. Voor een marathon kun je die 42 kilometer nog in je trainingen opnemen, maar bij afstanden van 100 kilometer en meer wordt dat een ander verhaal.

Bob Graham Round

Bob Graham liep zijn uiteindelijke record in juni 1932, op gympies die hij bij zijn voorafgaande verkenningen niet teveel af wilde slijten en daarom had Bob die eerdere bergtrainingen dus maar blootsvoets gedaan. Als je het zo bekijkt, ben ik maar een watje. Maar in zijn eentje was Bob Graham niet tijdens zijn recordpoging. Op de verschillende deeltrajecten had hij verschillende loopmaatjes (pacers) die hem begeleidden. En wie tegenwoordig lid wil worden van de exclusieve Bob Graham 24 Hour Club, moet de ronde niet alleen binnen 24 uur afleggen maar mag ook niet alleen zijn. De pacers dienen als het enig toegestane bewijsmiddel dat je ook echt op al die 42 toppen geweest bent; bovendien dienen ze in de praktijk ook als dragers (proviand, kleding en EHBO voor de Bob Graham loper en voor henzelf) en als navigators (zodat de Bob Grahamloper ‘alleen maar’ hoeft te volgen).

Aangezien ik dit solo doe, is mijn Bob Graham Round niet officieel. Mijn uitdaging zit 'm in het veilig en heelhuids volbrengen van dit monstertraject én in het ervan genieten. Tussen hordes andere lopers raak ik afgeleid, is er geen sprake van stiltebeleving en krijg ik niet die speciale focus die wél ontstaat wanneer ik solo mijn route door de natuur moet zoeken.

 

″Hoe lang, zwaar en moeilijk een ultra ook is, dat wat tussen je oren zit, bepaalt of je de eindstreep haalt.″

 

Op Great Gables top is behalve een grote steenman (red. gemaakt van een stapel natuurstenen, deze worden wereldwijd door wandelaars gemaakt en achtergelaten. Soms zijn deze functioneel, daar waar paden niet of nauwelijks zijn te herkennen, dan loopt men van het ene steenmannetje naar het volgende) weinig anders dan mist te bekennen. Maar nu begint een nieuwe fase: het afdalen! Het geweldige van berglopen is die voortdurende afwisseling. Nu ik van Great Gable af kan dalen en richting Kirk Fell ren, ben ik weer een berg verder. Dat schept ruimte in mijn hoofd, in de zin van vertrouwen. Die regen houdt wel weer een keer op. Dan blaast de wind me droog.
‘Anyone can be fit. It's being hard that's hard' las ik in Richard Askwith's prachtige boek ‘Feet in the clouds’. Ook alweer zo'n legendarische fellrunner. Zijn woorden hadden betrekking op de Bob Graham Round en normaliter werkt zo'n uitspraak misschien remmend. Zo van mensen: begin er nou niet aan. Maar daarvan krijg ik juist de kriebels. Hoe lang, zwaar en moeilijk een ultra ook is, dat wat tussen je oren zit, bepaalt of je de eindstreep haalt.

Bob Graham Round


Ik ben nu bijna 15 uur onderweg sinds de start vanmorgen vanuit Keswick. Op Honister Pass en in de Wasdale vallei heb ik Frank ontmoet. Nog één keer, over pakweg zeven uur als ik de nacht achter me heb, zal Frank met de auto klaar staan waar ik een weg kruis. Dat betekent een snelle pasta-hap, nieuwe repen in mijn rugzakje laden, drinken bijvullen en weer door.
Ik zit nog net op het 24-uur-schema maar dan moet ik verder alles strak lopen. Mijn mankement is, behalve die zware rugzak (ik sjouw ongeveer zes kilo mee aan drinken, eten, extra kleding en veiligheidsuitrusting), dat ik geen meter van deze hele ronde vooraf verkend heb. En omdat ik geen navigerende lopers bij me heb, kost het me soms extra tijd om goed kaart te lezen zodat ik geen fouten maak door aan de verkeerde kant van een berg af te dalen, een verkeerde beek te volgen of een te grote omweg te maken.


″Ergens halverwege die nacht, ik ren over de langgerekte Dodds, stort ik in. Ik heb geen pijn ergens maar ik voel me zo oneindig moe, dat telt toch zeker ook?″

Via High Raise ren ik in zuidwestelijke richting naar Sergeant Man en omzeil een paar schapen die mij meewarig aanstaren. 'Waar is dat mens mee bezig?' zie je ze denken. Terwijl die beesten toch beter moeten weten. Het is eind juni, Bob-Graham-tijd bij uitstek vanwege de korte uren duisternis. In de loop der jaren zijn hier al heel wat Bob Graham lopers voorbij gerend. Tegenwoordig doen jaarlijks zo’n honderd man (of vrouw) een poging om de ronde te rennen. Slechts een kwart daarvan lukt dit bij de eerste poging en binnen 24 uur. Van de befaamde Bob Graham 24 Hour Club zijn inmiddels meer dan duizend mensen lid. Mannen en vrouwen, oud en jong.

Ergens halverwege die nacht, ik ren over de langgerekte Dodds, stort ik in. Ik heb geen pijn ergens maar ik voel me zo oneindig moe, dat telt toch zeker ook? Moe in heel mijn lijf, in al mijn botten. Ik zou wel willen liggen hier op de helling van White Side tussen de stenen in het gras. Gewoon niet meer opstaan. Maar, maan ik mezelf, ik heb dit toch zelf gekozen?!

 Bob Graham Round

Voor dit soort ultralange offroad trails heb je wat de Britten noemen ‘fell-hardness’ nodig. ‘You've really got to know and love every inch of the ground’ is een gevleugelde uitspraak van Bob Graham clubleden. Die gehardheid maakt dat je beseft dat regen, wind, kou en mist van voorbijgaande aard zijn, zodat je leert je te handhaven te midden van die ruigte door de juiste kleding, het juiste tempo, de juiste route. Altijd met inachtneming van de sterk wisselende omstandigheden. Omdat je ondanks al je hardheid dondersgoed weet dat bergen nu eenmaal machtiger zijn dan jij en dat afgronden, kou, storm en regen serieuze factoren zijn om rekening mee te houden, om je op voor te bereiden en zelfs om je, als het nodig is, tijdig terug te trekken.

Vanaf Skiddaw is het nog tien kilometer naar het eindpunt in Keswick. Alles resoneert in mijn lijf nu ik zo omlaag dender en dat ik überhaupt nog rennen kan, mag een wonder heten, maar elke stap voelt zinvol en oh, wat ben ik blij. Landschappelijk zijn dit echt niet de mooiste kilometers maar ik vind ze schitterend. Ik omarm de toenemende herrie en drukte. De voetgangersbrug over de A66, door een keurig aangeharkt parkje en opnieuw een kleine brug, River Gretna. Een woonwijk door, op de gok sla ik links, rechts, omlaag tot waar de Moot Hall zijn moet. Aan zijn hoge witte toren vrij herkenbaar gelukkig. Het smalle steegje door naast Pedlar’s Paradise en dan beland ik in de toeristische maalstroom van de winkelstraat rondom het pleintje van de Moot Hall. Daar! Frank op een bankje.

 Bob Graham Round


“Hé Frank! Ik ben er!”
Ik omarm hem en zet mijn stopwatch stil. 27 uur en 28 minuten. Lachend, bijna huilend van blijheid en van ongelofelijk diepe vermoeidheid, plof ik neer op de stenen trap van de Moot Hall. Allemachtig, wat die Bob Graham voor een ronde bedacht heeft! Ik kan niet tippen aan zijn tijd, maar dat ik hier in zijn voetsporen mocht treden zal ik mijn leven niet vergeten.

 

Tekst & fotografie Jolanda Linschooten